Niet alle historische ommegangelementen hebben een vaste rol in de stoet. Sommigen slaan al eens een editie over. Om hun pracht en praal echter niet teloor te laten gaan, zijn ze te bezichtigen in het Vleeshuismuseum.
De Kemel
Rond 1540 deden een eenhoorn, een olifant en drie kemels hun intrede in de Dendermondse ommegangen. De eerstgenoemde dierenfiguren verdwenen algauw opnieuw uit de stoeten, maar de kemels bleken succesvollere elementen. Zoals in andere steden waren ze vermoedelijk verbonden met het Bijbelse verhaal van de Drie Koningen. Vanaf 1754 is er nog slechts sprake van één kemel.
Doorheen de geschiedenis namen verschillende figuren plaats op de rug van dit dier. In 1807 verwezen de kemel en zijn Afrikaanse berijder naar de Egyptische veldtocht van Napoleon. In 1850 werd hij bereden door een cupido en in 1888 en 1899 door een Congolees. Tussen 1930 en 1975 nam een arabier(ster) plaats op de kemel.
't Klein Peerd
Het paardje-zonder-staartje verscheen voor het eerst in de ommegang van 1754. Het is niet onmogelijk dat t Klein Peerd een iets groter versie was van de huppelpaardjes die sedert de 15e eeuw in het kader van de ommegangen in de stadsrekeningen vermeld worden.
Het paard zonder staart wordt bereden door een Cupido-figuur die pijltjes in de menigte schiet.
Vaandels, blazoenen en processietoortsen
In de Middeleeuwen was het de gewoonte dat gilden en ambachten die meeliepen in de processies en ommegangen zichzelf kenbaar maakten met behulp van vaandels, blazoenen en toortsen. Deze stoetelementen waren voorzien van afbeeldingen van patroonheiligen en andere kentekens van de broederschappen. Door het verminderen van de gilden en ambachten doorheen de geschiedenis, werd ook de aanwezigheid van deze attributen steeds beperkter.
Het huidige kleed van het Ros Beiaard bevat nog een aantal wapenschildjes die verwijzen naar oude ambachten.